Bericht
door Sible Hettinga » zaterdag 22 mar 2008 4:53 pm
Beste Margo en Tjerk,
Ik kan me helemaal vinden in de vertaling van Tjerk, blijft de vraag op wie het slaat, maar dat moet uit het origineel blijken. Een kopietje bestellen dus Margo.
Het was (is) in de r.k. kerk gebruikelijk dat er stipendia (vergoedingen) werden (worden) betaald voor verleende diensten, zoals het laten lezen van H.H. Missen. Ook bij huwelijken en begrafenissen was dat gebruikelijk en dus zal het ook bij dopen wel zo geweest zijn. Zoals bij alles vroeger kende ook de kerk klassen. Je kon dus een eerste, tweede of derde klas huwelijk of begrafenis krijgen. Bij eerste klas werden alle toeters en bellen uit de kast gehaald, een koor, zilveren kandelaars en rode lopers. Bij de derde klas werd volstaan met de noodzakelijke ceremonieën.
In het onderhavige geval zou het dus kunnen zijn dat de pastoor uit vrijgevigheid heeft gedoopt, maar dat lijkt mij onwaarschijnlijk, want ook dopelingen met ouders zonder geld moeten gedoopt worden, dat is een plicht van de pastoor. Het lijkt mij dus eerder op de meter te slaan. De peter of meter neemt door het peter- of meterschap de verplichting op zich voor de dopeling te zorgen wanneer de ouders daartoe niet in staat mochten zijn of overleden waren, in het bijzonder moest hij of zij natuurlijk voor een goede r.k. opvoeding zorgdragen. Deze verplichting geldt in de eerste plaats de familie, ook in het burgerlijk recht is dat het geval, ouders zijn verplicht voor hun kinderen te zorgen en (gewezen) echtelieden voor elkaar, maar vroeger was ook wettelijk vastgelegd dat kinderen voor hun ouders moesten zorgen wanneer die daartoe zelf niet in staat waren. Wanneer dus een niet verwant de plicht voorvloeiende uit het peter- of meterschap op zich neemt dan kan hij of zij dat uit vrijgevigheid doen, immers die persoon is daartoe niet verplicht.
De groetenis,
Sible.